Alle activiteiten vonden in de winter zoveel mogelijk in één ruimte plaats (soms was in de akten sprake van de 'binnenheerd'), waar men zat, sliep maar ook kookte. Men kon deuren en ramen dicht houden om de kou buiten en de warmte van koken, stoken en de lichaamswarmte van gezinsleden, binnen te houden. Gordijnen die men veel tegenkomt in de boedels beschermden binnenshuis enigszins tegen koude luchtstromen. De bedstede maakte een aparte slaapkamer overbodig en zorgde ervoor dat deze kleine ruimte in de winter door de lichaamswarmte van de slapers snel werd opgewarmd. Slaapmutsen en nachthalsdoeken die men vaak in de boedelinventarissen aantreft zorgden ervoor dat de lichaamsdelen die buiten de dekens staken, toch warm bleven. Arm of rijk, dekens komen in elk huishouden voor. Overdag beschermde men zich tegen de kou door het aantrekken van meerdere lagen kleding en wie het zich kon permitteren, droeg goede overkleding en schoeisel.
Welke mogelijkheden had men om handen, voeten en hoofd te beschermen tegen Koning Winter?