In de loop van de achttiende eeuw vestigden zich steeds meer
families die fortuin hadden gemaakt in de West-Indische koloniën
zich Amsterdam. Vaak namen zij zwarte bedienden mee, soms werden
die na aankomst in Amsterdam weer teruggestuurd naar de kolonie,
maar anderen bleven in Amsterdam in dienst van de familie.
Bijvoorbeeld Charlotte Reda, de uit Berbice afkomstige huisbediende
van Madelaine Sophia Fizeaux.
De Franse Hugenoten Abraham Vernezobre en zijn vrouw Madelaine Fizeaux vestigde zich in 1750 in Amsterdam, na een verblijf van 10 jaar in de kolonie Berbice. Zij namen de tot slaaf gemaakte Charlotte mee. Charlotte verbleef in Amsterdam in het huurhuis van Madelaine Sophia Fizeaux op de Heerengracht bij de Leidsegracht. Uit de later eveneens door Cornelis van Homrigh opgemaakte boedelinventaris concludeert historicus Jean Jacques Vrij dat Charlotte in Amsterdam als persoonlijke bediende in de kamer van Madelaine Sophia sliep.
Na het overlijden van Madelaine Spohie Fizeaux in 1767 blijft Charlotte in Amsterdam wonen. In 1797 overlijdt zij in het Oudebesjeshuis, een instelling van de Hervormde Kerk waar armlastige oude vrouwen onderdak kregen. In het gebouw is nu de Hermitage gevestigd.
Literatuur:
Jean Jacques Vrij, 'Susanna Dumion en twee van haar lotgenoten.
Drie Afro-Westindische vrouwen in achttiende-eeuws Amsterdam',
Wi Rutu, juli 2016, 18-31.